U bent hier
Vlaamse gemeenten beslissen zelf over Mobiliteit

Het mobiliteitsbeleid in de Vlaamse steden en gemeenten zal dankzij het nieuwe concept ‘Basisbereikbaarheid’ vanaf volgend jaar op een totaal andere manier georganiseerd worden. Na positieve reacties in 4 proefgebieden, wordt Vlaanderen nu verdeeld in 15 vervoersregio’s, waar alle mobiliteitsspelers zich over het mobiliteitsbeleid zullen buigen. Zo zullen de lokale besturen voor het eerst kunnen meebeslissen over het aanbod van De Lijn op hun grondgebied. “We zetten de reiziger centraal”, zegt Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts. “Gedaan met blinde aanbodpolitiek: we organiseren van onderuit, op basis van de vraag van lokale mensen”.
De introductie van ‘Basisbereikbaarheid’ betekent een grote ommekeer in de organisatie van het (openbaar) vervoer in Vlaanderen. Vandaag krijgen de burgemeesters en schepenen veel opmerkingen over bijvoorbeeld bussen en trams, maar eigenlijk hebben de lokale besturen weinig tot niets te zeggen over mobiliteit of over De Lijn. Dat is een gemiste kans, want de steden en gemeenten hebben vaak veel kennis en kunde over de lokale vervoersvragen en -mogelijkheden.
Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts wil die lokale expertise benutten en het mobiliteitsbeleid meer van onderuit opbouwen, zodat steden en gemeenten zelf ook verantwoordelijkheid opnemen en de mobiliteit op hun grondgebied mee gaan sturen.
15 vervoerregio's
De Vlaamse Regering stelt nu voor om 15 vervoersregio’s op te richten waar vertegenwoordigers van een groep gemeenten maandelijks aan tafel zullen schuiven met alle andere partners die een rol spelen in het mobiliteitsbeleid (zoals het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, De Lijn, het Agentschap Wegen en Verkeer, de NMBS, Infrabel, de MAV’s (Mobiliteitscentrale Aangepast Vervoer), …).
De voorgestelde vervoersregio’s zijn Aalst, Antwerpen, Brugge, Gent, Hageland, Kempen, Kortrijk, Limburg, Mechelen, Oostende, Roeselare, Vlaamse Ardennen, Vlaamse Rand, Waasland en Westhoek. De vijf provinciegouverneurs trekken nu met het voorstel van de Vlaamse Regering naar de steden en gemeenten om draagvlak te zoeken voor dit model en de geplande indeling.
“De voorgestelde verdeling is weldoordacht en gebaseerd op de realiteit op het terrein”, zegt Weyts. “Maar we gaan dit niet door de strot van de steden en gemeenten rammen. Deze indeling is niet in marmer gebeiteld: wijzigingen blijven mogelijk”.
Mobiliteitsplan
In elke vervoersregio zal de vervoersregioraad een mobiliteitsplan voor de regio opstellen. De files in de ene gemeente worden immers soms al in een naburige gemeente veroorzaakt. In het mobiliteitsplan kunnen infrastructurele maatregelen afgestemd worden, maar kunnen er ook deelsystemen opgezet worden of zelfs aangepaste abonnementsformules uitgewerkt worden. De vervoersregio’s zullen ook het aanbod van het openbaar vervoer in hun regio mee uittekenen.
Dankzij de introductie van Basisbereikbaarheid zal het openbaar vervoer in de toekomst gelaagd georganiseerd worden.
Een eerste laag bestaat uit het kernnet: de voorstedelijke en interstedelijke verbindingen, die de grootste attractiepolen met elkaar linken. Het kernnet zal ook in de toekomst uitgetekend worden door De Lijn.
De tweede laag bestaat uit het aanvullende net, dat aantakt op het kernnet en bijvoorbeeld verbindingen maakt met buitenwijken en kleinere kernen. De vervoersregioraden krijgen inspraak om dit aanvullende net mee uit te tekenen.
De derde laag bestaat uit het vervoer op maat: lokale of private initiatieven die inspelen op een heel particuliere nood (zoals belbussen, de pendeldienst van een bedrijf of het busje van een rusthuis). De vervoersregio’s krijgen de regie in handen om dit vervoer op maat zelf te organiseren.
Uitrol
In 4 proefregio’s – Aalst, Mechelen, de Westhoek en in een latere fase ook Antwerpen – werd Basisbereikbaarheid al positief onthaald.
In de zomer van 2018 moeten er vervoersregioraden opgericht worden in alle andere vervoersregio’s. Ten laatste in het najaar van 2018 moeten die vervoersregioraden voor de eerste keer samenkomen. In de loop van 2019 – wanneer op lokaal niveau de nieuwe coalities aangetreden zijn – zullen de vervoersregioraden echt aan het werk gaan. In het najaar van 2020 moet de visie van de vervoersregioraad vertaald worden op het terrein: dan zullen alle vernieuwingen voelbaar worden voor de reizigers.
Basisbereikbaarheid maakt een einde aan de oude visie rond Basismobiliteit, die sinds 2001 het kompas was voor het openbaar vervoer in Vlaanderen. Het systeem van Basismobiliteit vertrok van een focus op het aanbod: elke Vlaming moest op maximaal 750 meter van zijn of haar voordeur een bushalte kunnen vinden. Of die Vlaming daar nu nood aan had of niet: het aanbod werd toch gecreëerd.
“We gaan nu zorgen voor het juiste voertuig met de juiste capaciteit op de juiste plaats”, zegt Weyts. “De vraag zal het aanbod sturen. Door samen te werken met lokale en private partners kan er een sterker aanbod georganiseerd worden voor de reiziger”.